Foto ABC 

Uitleg over allerlei fotografische begrippen, met toestemming overgenomen uit "Alles wat je altijd over fotografie wilde weten, maar niet durfde te vragen. Althans, wellicht. En voor een deel" van Hennie van Vliet, en door De Weerfotograaf bewerkt.

Alles over zowel analoge als digitale fotografie.

Simpelweg per trefwoord alfabetisch gerangschikt.

  A - F    |    G - L    |    M - R    |    S - Z  | Foto-historie


Achromaat Objectief, waarin door een combinatie van lenzen met verschillende eigenschappen wordt bereikt, dat de brandpuntsafstanden voor rood en blauw licht aan elkaar gelijk zijn.

A/D analoog - digitaal omzetting. Voordat een computer iets met een signaal kan, moet er van het analoge signaal (een hoeveelheid licht, bijvoorbeeld) een digitaal signaal worden gemaakt. Een analoog signaal kan iedere willekeurige waarde hebben, een digitale signaal kan slechts bepaalde discrete waardes hebben. Het willekeurige analoge signaal wordt vertaald naar de dichtstbijzijnde discrete digitale waarde. Hierdoor ontstaan in de digitale fotografie afrondingsfouten. Hoe meer bits je gebruikt in de omzetting, hoe nauwkeuriger de omzetting is. In de tabel is als illustratie het aantal mogelijke stappen weergegeven, waarmee je bijvoorbeeld van helemaal wit via steeds grijzer naar helemaal zwart kan komen.

aantal bits

1

2

3

4

5

6

7

8

aantal stappen

2

4

8

16

32

64

128

256

Voor de meeste vormen van digitale fotografie zijn 8 bits voor elk van de 3 basiskleuren voldoende. Dat geeft per beeldpuntje 256 x 256 x 256 = 16.777.216, dus ruim 16 miljoen mogelijkheden.

Aliasing Algemeen: alles wat er digitaal fout gaat doordat de computer interpolatie toepast. Storend zijn vooral de verkeerde kleuren, die bij fijne details in het beeld kunnen komen door de interpolatie, die wordt toegepast in camera's. Hoe meer pixels, hoe minder sterk het effect is.

Apochromaat (APO) Objectief, waarin door een combinatie van lenzen met verschillende eigenschappen wordt bereikt, dat de brandpuntsafstanden voor rood, geel en blauw licht aan elkaar gelijk zijn. Hierbij wordt vaak gebruik gemaakt van LD-glas (low dispersion glas).

APS formaat oorspronkelijk het beeldformaat van het Advanced Photo System, nu in de digitale fotografie gebuikt om globaal de afmeting van de sensor aan te geven (iets in de orde van 24 x 16 mm, ruwweg de helft van het kleinbeeldformaat). Veel digitale spiegelreflexen hebben een sensor van ongeveer dit formaat. Digitale compacts gebruiken meestal een (veel) kleinere sensor. Die leveren bijgevolg (veel) minder goede beelden.

Asferische lens Lens, waarvan de oppervlakte-straal niet constant is, maar naar de rand toe afneemt. Hierdoor vermindert de sferische aberratie van de lens.

Astigmatisme Een lensfout, waardoor punten niet als punten, maar als streepjes of cirkeltjes worden afgebeeld. Hiervoor gecorrigeerde lenzen zijn anastigmaten.

Auto exposure lock, - belichtingsvergrendeling-knop op de camera om de door de camera bepaalde belichting vast te houden.

Balg Apparaat, dat tussen de lens en de camera wordt gezet. De lens kan traploos verder van de camera worden gebracht om (extreem) dichtbij te kunnen scherpstellen.

Basiskleur Fotografie werkt niet met willekeurige kleuren, maar met gestandaardiseerde systemen, uitgaande van de drie basiskleuren (primaire kleuren) rood, groen en blauw. Elke kleur licht kan worden ontleed in een mengsel van deze kleuren.

Kleurnegatief en diafilms zijn opgebouwd uit drie kleurgevoelige lagen (met filterlagen ertussen). Digitale camera's werken (meestal) met sensors, waarop naast elkaar liggende pixels om en om gevoelig zijn voor rood, groen of blauw licht. Printers werken ook met drie basiskleuren; cyaan, magenta en geel, aangevuld met zwart (= geen kleur). Dit is het CMYK systeem. De betere inktjet printers werken daarnaast ook nog met een of meer aanvullende kleuren, bijvoorbeeld licht-cyaan, licht-magenta en/of grijs, voor een nog fraaier resultaat. Inkt is ontstellend duur. En goed fotoprintpapier ook. Je kan je digitale foto's daarom beter laten afdrukken op ouderwets analoog fotopapier, bij de echte fotowinkel.

Beeldchip zie Sensor

B(ulb) stand van de sluitertijdenknop, waarbij de sluiter open blijft staan, zolang de ontspanknop is ingedrukt.

Beeldwelving Een lensfout. Het beeldveld van een lens ligt niet volkomen vlak (en de film / beeldsensor wel). Naar de randen van het beeld toe ontstaat daardoor onscherpte. Diafragmeren vermindert deze fout.

Belichtingsruimte De hoeveelheid over en onder belichting, die een film kan hebben, voordat het resultaat duidelijk minder wordt. Negatieffilms kunnen globaal van +4 tot -1,5 stops hebben, diafilms van +1 tot -1/2. Bij digitale fotografie kan je globaal van +2 tot -3,5 gaan.

Belichtingsrij (ook: flankerende belichting, engels: bracketing) In geval van twijfel aan de juiste belichtingstijd kan je de foto nog een keer nemen, bijvoorbeeld met een stap overbelichting en een stap onderbelichting.

Beoordelen van foto's / kijken naar foto's Er zijn drie basisaspecten, waarop foto's beoordeeld kunnen worden: overdracht van informatie, overdracht van emotie en het esthetisch aspect (mooi of niet?) Uiteindelijk gaat het erom, of de foto je wat doet. Zo niet, dan is het voor jou een beeld van niets. Maar een ander kan het geweldig vinden!

Bit De kleinste eenheid, waarmee een computer rekent. Een bit heeft slechts twee waardes: 0 (uit) of 1 (aan).

Blooming Een sensorfout. Door het opvallende licht wordt er in een pixel een elektrische lading opgebouwd. Als er heel veel licht op valt, raakt de pixel oververzadigd. Het kan gebeuren, dat een deel van de “te veel” opgebouwde lading weglekt naar de buur-pixels, die daardoor een lichter punt in het beeld geven, dan ze eigenlijk zouden moeten doen. Het resultaat is een overstraald beeld. De fout is vooral zichtbaar, als er in het beeld een of enkele sterke lichtpunten aanwezig zijn (bijvoorbeeld straatlantaarns in nachtopnamen, spotjes in huiskameropnamen).

Brandpuntsverlenging zie Verlengingsfactor

Buiging Een lensfout. Langs de binnenrand van het diafragma treedt verstrooiing van licht op. Dit geeft onscherpte. Hoe korter de brandpuntsafstand, hoe groter de fout (bij hetzelfde diafragma). De fout wordt groter, naarmate het diafragma verder wordt gesloten. Bij analoge kleinbeeldcamera's is het maximale diafragma daarom meestal 22 of 32. Digitale camera's werken meestal met een kleiner beeldoppervlak en daarom met kortere brandpunten. Dus hebben digitale camera's eerder last van dit effect, compacts soms zelfs al vanaf diafragma 8.

Byte Een rijtje van 8 bits. Elk van de bits kan 0 of 1 zijn. Daardoor kan de waarde van een byte variëren van 1 tot 256. Trek daar 1 vanaf en je herkent de getallen 0 en 255, bijvoorbeeld van de histogrammen, die in beeldbewerkingprogramma's de dichtheid van de foto aangeven. Er is een grote overeenkomst met de klassieke analoge fotografie, tussen 1 en 256 zitten 8 stops, d.w.z. 8 verdubbelingstappen.

C 41 Ontwikkelproces voor kleurnegatieffilm, oorspronkelijk door Kodak ontwikkeld, nu (gedeeltelijk onder andere namen) het standaardproces van alle fabrikanten.

Camera, schematische dwarsdoorsnede van een spiegelreflexcamera

Links boven: De reflex in rust: diafragma open, spiegel omlaag, sluiter gesloten

Rechts boven: Tijdens de belichting: diafragma dicht, spiegel omhoog, sluiter open

Camerastandpunt Het camerastandpunt is het gezichtspunt, van waaruit wordt gefotografeerd. Onderscheiden worden laag, oog, en hoog perspectief. Bij een opname vanuit een laag standpunt (onderaanzicht, kikkerperspectief) wordt er letterlijk opgekeken tegen het onderwerp: meer dynamiek, groot, hoog, spanning, ontzag, arrogantie. Bij een opname op ooghoogte is de werking neutraal. Bij een opname vanaf een hoog standpunt (bovenaanzicht, vogelperspectief) wordt er neergekeken op het onderwerp (rust, diepte, klein, teder, onderworpenheid). Als uitgangspunt voor portretten geldt: iets onder ooghoogte plus oogcontact (bij kinderen, dieren, zittende personen e.d. moet de fotograaf dus door de knieën). Zeker bij totalen worden mensen meestal mooier, als ze vanuit een nog wat lager standpunt dan ooghoogte worden gefotografeerd (middenrifhoogte).

Camera, stil houden bij afdrukken Als je afdrukt beweegt het fototoestel een beetje. En dat kan resulteren in een onscherpe foto. De mate van beweging kan je beperken door het toestel goed vast te houden, rustig af te drukken en een stabiele lichaamshouding aan te nemen:

  • de rechterhand rond de rechterkant van het toestel, met de wijsvinger op de sluiterknop en de duim aan de achterkant;
  • de linkerhand onder het toestel, waarbij duim en wijsvinger rond de lens worden gehouden;
  • de linkerkant van het toestel klem zetten tegen je neus en de bovenkant tegen je wenkbrauw / voorhoofd;
  • bij het afdrukken rustig de druk op de kop opvoeren;
  • bij staand fotograferen de benen iets uit elkaar en de ellebogen tegen de romp drukken;
  • bij fotograferen op je hurken de ellebogen tegen de knieën / dijen laten rusten (maar als je vanuit een laag standpunt wilt fotograferen is het beter om op de grond te gaan zitten en je ellebogen op de knieën te laten rusten).

Camera, welke? Welke camera je moet kopen hangt helemaal af van de soort fotografie je wilt bedrijven. Voor de gewone recht toe recht aan fotografie is een compactcamera, met veel automatiek aan boord goed genoeg. Wil je veel zelf kunnen instellen en (het allerbelangrijkst) volop keuze hebben tussen goede lenzen, dan is de reflex de beste keus.

Het maakt niet veel uit, welke camera je koopt. Zeker bij de grote merken (als Nikon, Pentax, Canon) zit je nooit echt vreselijk fout. Essentieel is de mogelijkheid voor handmatig instellen, fijn zijn de mogelijkheden voor diafragma en sluitertijdenvoorkeuze. Dat er ook een automatische stand op zit, is geen reden om van aankoop af te zien. En allerlei programmamogelijkheden zijn overbodige versiering, daar hoef je niet op te letten.

Een valkuil is, dat je een camera koopt met veel foefjes (duur!) en vervolgens gaat bezuinigen op de lens. Neem liever een iets eenvoudiger model camera en geeft het bespaarde geld uit aan een beter objectief.

Camera, welke digitaal? Voor de gewone recht toe recht aan digitale fotografie is een compactcamera, met veel automatiek aan boord en een sensor van 2 tot 4 megapixel (Mpixel) goed genoeg. Wil je wat meer lenskwaliteit en instelmogelijkheden, dan kan je een bridge camera (ook wel: hybride camera) met 4 tot 6 Mpixel overwegen. Wil je een betere beeldsensor, veel zelf kunnen instellen en (het allerbelangrijkst) volop keuze hebben tussen goede lenzen, dan is de reflex de beste keus. Voor serieus amateur gebruik is een sensor van circa 6 Mpixel genoeg.

Het aantal pixels op de beeldsensor wordt vaak als verkoopargument gebruikt. Maar meer is niet altijd beter. Het gaat niet alleen om het aantal pixels, maar ook om de afmetingen van de pixels. Een kleine beeldsensor met (nog) meer pixels kan uiteindelijk resulteren in een slechtere beeldkwaliteit!

(Te) veel pixels leiden tot grotere bestanden. Dat kost extra geld in de vorm van benodigd geheugen en computercapaciteit. Kies verder eerder voor een wat goedkopere camera met dure lenzen dan voor een duurdere camera met goedkope lenzen.

Chromatische aberratie Een lensfout. De brandpuntsafstand is niet voor alle kleuren gelijk; normaal wordt blauw het sterkst gebroken en rood het minst. Diafragmeren helpt een beetje.

Chromogene film Zwart wit negatief film, die wordt ontwikkeld in de kleurenchemie (C 41 proces). Het grote voordeel is natuurlijk, dat deze films gewoon bij de 1 uur service kunnen worden ingeleverd. Een goed lab maakt er goede (echt zwart witte) foto's van, maar er kunnen ook fraaie, nostalgische sepia-kleurige prints worden gemaakt. In het algemeen zijn chromogene films minder korrelig dan "echte" zwart-wit films.

Coma Een lensfout. Aan de rand van het beeld schuin invallende lichtstralen resulteren in staartvormige lichtvlekjes.

Compositie De indeling, samenstelling, opbouw van het beeld. De volgende basiselementen worden wel onderscheiden: plaats van de beeldelementen t.o.v. het kader en van elkaar, licht, contrast, perspectief, lijnvoering, kader, scherpte, kleur.

Contrastomvang Het verschil in verlichting tussen het donkerste en het lichtste deel van het beeld, uitgedrukt in (diafragma)stops. Bij een te grote contrastomvang slaan de schaduwen dicht of bleken de lichte partijen uit. Welke contrastomvang toelaatbaar is hangt mede af van het gebruikte opnamemateriaal. Voor negatiefmateriaal zijn maximaal 6 stops mogelijk. Bij dia’s moet de contrastomvang beperkt blijven tot 3 stops. In het digitale beeld is bij 8 bit kleurdiepte (per kleur) het theoretische maximale verschil tussen echt wit en echt zwart 8 stops. Door digitale afronding daalt dat tot 7 stops (maar: zie ook HDR). Goedkopere digitale camera's halen 3 tot 5 stops.

Het ouderwetse fotopapier kan maximaal 4 (kleur) tot 5 (zwart wit) stops aan. Inktjet printers doen het slechter. De meeste leveren tot 3 stops. Het lijkt een klein verschil, maar bij onderling vergelijken zie je dat echt. Laat daarom je digitale afdrukken maken bij de echte fotowinkel, op echt fotopapier.

Wil je nog enige tekening in de lichtste én in de donkerste partijen, streef dan bij de opname naar een maximale contrastomvang van 3 - 4 stops, of je nu negatief, dia of digitaal gebruikt.

Cropfactor zie Verlengingsfactor

DDL zie TTL

Diafragmavoorkeuze Een automaatstand op de camera, waarbij de gebruiker bepaalt welk diafragma wordt gebruikt en de camera de goede belichtingstijd berekent.

Dieptewerking Een foto is een plat plaatje, maar door lijnwerking, lichtval, contrast, kleur, scherpteverloop en camerastandpunt wordt een illusie van driedimensionaal opgeroepen.

Dispersie Het verschijnsel, dat wit licht bij breking (door een prisma, een lens, etc) uiteenvalt in de kleuren van de regenboog. Een positieve lens breekt rood licht het minst sterk en blauw - violet het sterkst. De mate van scheiding tussen de kleuren is bij lenzen afhankelijk van de sterkte van de lens en van het materiaal, waarvan de lens is gemaakt.

dpi dots per inch, punten per inch (één inch is ongeveer 2,54 cm). Bij inkjetprinters het aantal aparte inkvlekjes, dat ze op één inch kwijt kunnen zonder dat het een smeerboel wordt. Hoe meer, hoe mooier de uiteindelijke afdruk wordt. Maar ook: hoe beter het papier moet zijn, dat je gebruikt. Om het ingewikkeld te maken worden ppi en dpi vaak door elkaar gehaald. Moet je niet doen.

Draadontspanner Een kabeltje waarmee de ontspanner van afstand kan worden bediend. Ideaal in combinatie met een statief om de kans op onscherpte door het trillen van de camera te beperken. Vroeger mechanisch, nu vaak elektrisch (en een stuk duurder).

DX code Een code op de filmpatroon, die door de kleinbeeldcamera elektrisch kan worden uitgelezen, onder andere voor het automatisch instellen van de filmgevoeligheid.

E 6 Ontwikkelproces voor diafilm, onder verschillende namen het standaardproces voor bijna alle diafilms.

EXIF-file exchangeable image file format. De standaard manier om opname informatie in het digitale beeldbestand op te nemen (als zogenaamd meta-bestand). Sommige digitale camera's koppelen op die manier alle relevante en minder relevante opnamegegevens aan het beeld (als tijd, lens, diafragma, sluitertijd en nog veel meer).

Filmgevoeligheid zie Gevoeligheid

Filterfactor Waarde, waarmee de belichtingstijd moet worden vermenigvuldigd om de belichting te corrigeren voor het lichtverlies door een filter. Voorbeeld: stel de belichtingstijd is 1/250 s. Bij factor 1 wordt de belichtingstijd 1 x 1/250 = 1/250 s. Bij factor 3: 3 x 1/250 = 3/250 = 1/80 s. Moet je afronden, omdat de uitgerekende belichtingstijd niet op je camera zit, belicht negatieffilm dan liever iets te lang, dan iets te kort. Bij 1/80 s dus liever 1/60 s dan 1/125 s. Dia en digitaal mogen juist iets korter worden belicht. Kies dan dus voor 1/125 s.

In diafragmastops is het iets lastiger te berekenen. In tabel:


Filterfactor

Stops

Filterfactor

Stops

1

+ 0

+ 2 2/3

2

+ 1

8

+3

3

+ 1 2/3

10

+3 2/3

4

+ 2

16

+4

5

+ 2 1/3

 

 


Filters voor zwart wit Een filter laat de eigen kleur door en verzwakt het meest de kleur, die er in de kleurencirkel recht tegenover staat (de complementaire kleur). In het uiteindelijke positieve (zwart wit) beeld wordt de filterkleur lichter en die van de complementaire kleuren donkerder dan in de foto zonder filter. Het contrast tussen de kleuren wordt dus groter. Vandaar, dat ook wel de aanduiding "contrastfilters" wordt gebruikt.

Filters voor zwart wit en kleur


Filter

Verzwakt

Gebruik

UV

Ultraviolet

vermindert verlies van contrast en scherpte door UV

Skylight

UV + beetje blauw

als UV, maar verzwakt ook een beetje blauw

UV-IR

UV + infrarood

vermindering contrastverlies door zowel UV als IR

Polarisatie

Spiegelingen / reflecties

neemt spiegeling weg, geeft meer kleurverzadiging

ND

Alles

bij gewenste grote lensopening of lange sluitertijd

Verloop

Divers

beïnvloeding van een deel van het beeld

Effectfilters

N.v.t.

b.v. soft focus, mist, deelbeeld, sterren, zie de catalogi


Filters voor kleur De sterk gekleurde contrastfilters voor zwart wit kunnen bij kleur worden gebruikt om het beeld een bewuste kleurzweem en daarmee gevoelswaarde te geven. Met verlopende filters wordt slechts een deel van het beeld beïnvloed. Verder zijn er de conversiefilters om de kleurgevoeligheid van de film af te stemmen op de kleur van het aanwezige licht. Een aparte categorie daarvan zijn de FL-filters, waarmee overheersende kleuren in het licht van fluorescentielampen kunnen worden weggenomen.

Filters voor digitaal Bijna alle filtereffecten zijn in de computer na te bootsen. Maar het gebruik van filters bij de opname is vaak wel zo makkelijk. En er is een filter, dat absoluut niet is na te bootsen: het polarisatiefilter. Voor digitale camera's is het daarom het minimum advies: gebruik een UV, skylight of UV-IR filter, mede om het lensoppervlak te beschermen, en neem altijd een polarisatiefilter mee.

Firewire Een hele snelle verbinding tussen computer en randapparatuur. Er bestaat sinds 2004 zelfs een nog snellere versie 2. Niet slechter dan USB, maar minder vaak gebruikt.

Flitsen Flitsen in gewone kamers: als het even kan indirect. (Maar let op de kleur van het plafond!)  Flitsen in zalen of buiten: niet teveel afstand tussen voorste en achterste deel van hoofdonderwerp i.v.m. steile afval van het licht. Ook geen portret van te dicht bij, dat geeft uitgebeten bleekgezichten. Richtwaarde voor een groepje: blijf tussen de 2 en 4 meter, zet de mensen zoveel mogelijk naast elkaar en/of vlak achter elkaar. Regel naar huidskleur: donkere mensen vooraan.

Focus stacking Bij het fotograferen van stilstaande onderwerpen maak je vanaf het statief een serie opnames, waarbij de scherpte steeds een klein beetje verschuift, bijvoorbeeld van voor naar achter. Vervolgens combineert een computerprogramma uit de reeks alle scherpte vlakken tot een beeld (zie het internet).

Fotografie, de essentie van - Bepaal het onderwerp, de uitsnede en de belichting. Maak dan de foto.

 

Naar boven voor de rest van het alfabet

Wil  je meer weten over diverse fototechnieken? Kijk dan eens bij de Fototips
 
© Auteur: Hennie van Vliet, bewerkt door Stefan Jak

Laatste wijziging: zaterdag, 23 november 2013 


Site Meter